woensdag 4 augustus 2021

HET VALSE APPEL ARCHIEF - Aflevering 19

 




Kunstvervalsing is natuurlijk niet alleen een misdaad, het is ook een bron van amusement. De kunstvervalser, mits enigszins mediageniek natuurlijk, wordt al gauw een soort halve Robin Hood die van de rijken steelt, of een Pietje Bell die al die al die arrogante zogenaamde experts toch maar mooi even te kakken zet en zo hier en daar een lichte sympathie opwekt. Het mag natuurlijk niet, maar ….

Na het verschijnen van Magenta – Avonturen van een meestervervalser in 1998 werd Geert Jan Jansen een graag geziene gast in tal van praatprogramma’s, waar hij, minzaam glimlachend, steeds dezelfde antwoorden gaf op dezelfde vragen. Ivo Niehe (wie anders, zou je bijna zeggen) wijdde zelfs een hele uitzending van de TV-show aan valse kunst, waarbij uiteraard even Van Meegeren langskwam (compleet met archiefbeelden!) en de dagboeken van Hitler, maar waar toch het overgrote deel van de zendtijd opging aan Geert Jan Jansen. De TROS had er, dat dient gezegd, wel werk van gemaakt. Beelden van het kasteel in Frankrijk waar de vervalsingen waren gevonden, interviews met de Franse politie en de Duitse (toen nog) inspecteur Ernst Schöller die Jansen in Duitsland ontmaskerde, commentaar van Karel Appel en dat alles rijkelijk gelardeerd met foto’s uit het Jansen-archief.

Kort geleden werd deze aflevering in een nieuwe versie herhaald, nu uitgebreid met gesprekken met de Jansen-van-nu, die in kasteel Beverweerd in Utrecht naast eigen werk op grote schaal meesterwerken ‘in de stijl van’ produceert en daar goede zaken mee doet. Op zich geen zaken om u mee lastig te vallen, ware het niet dat er ergens midden in de oude uitzending een krant of tijdschrift in beeld kwam met de kop ‘Een van deze twee litho’s is vals’, met daaronder twee op het oog identieke prenten van Karel Appel. En omdat de eigentijdse tv, anders dan twintig jaar geleden, is uitgerust met een pauzeknop, konden we beide plaatjes nu iets uitgebreider bekijken. Helaas was de tekst niet leesbaar en kleurenkwaliteit bedroevend, toch viel er iets uit op te maken. Dezelfde prent zat namelijk ook in het Appel-archief, aangemerkt als ‘verdacht’ en ‘afkomstig uit dubieuze bron’, maar hard bewijs viel bij gebrek aan vergelijkingsmateriaal niet te leveren. Tot nu. Want zelfs bij deze slechte kwaliteit reproducties vallen enkele kleine, maar onmiskenbare verschillen op. En voor praktische doeleinden is het, zoals eerder in dit Valse Appel Archief uiteengezet, dan het gemakkelijkst om je te concentreren op één detail, zodat je in het vervolg in een oogopslag de valse van de echte prent kunt onderscheiden. En hier is dat het zwarte streepje dat onder de mond het rode van het blauwe kleurvlak scheidt. In de vervalsing (links) vinden we alleen een paarsblauw lijntje, zo te zien gedrukt in dezelfde kleurgang als de mond, terwijl dat in het origineel zwart is. Het is, inderdaad, het soort afwijkingen dat we ook in eerdere afleveringen van het VAA zijn tegengekomen.

 




 


 [Dit is, helaas, de enige afbeelding die ik van het origineel heb. Voor een betere houd ik mij aanbevolen.]

 


- VOOR OUDERE AFLEVERINGEN, TYPE 'VALSE APPEL ARCHIEF' IN OP GOOGLE - 


dinsdag 22 augustus 2017

ART CRIME: DE VIERKANTE KAT





Het wordt de hoogste tijd voor een nieuwe aflevering uit de serie Art Crime en het gaat, hoe kan het anders, over Karel Appel. Van een Belgische verzamelaar kreeg ik het verzoek om mijn licht te laten schijnen over deze twee Appels uit 1951. De ene is bekend en staat afgebeeld in boeken van Appel. De andere werd hem aangeboden uit de stock van een bekende doch verdwenen galerie. Wat te doen?

Ik citeer uit mijn antwoordmail:

‘Beste,
Het komt vaak voor dat een kunstenaar in series werkt, dat hij een aantal varianten maakt waarin hij gebruik maakt van dezelfde beeldelementen. Maar het essentiële punt daarbij is dat iedere nieuwe variant wezenlijk moet verschillen van de vorige, ook al komen dezelfde beeldelementen daarin terug. En dat is het probleem bij deze twee afbeeldingen. De tweede is het schilderij ‘Vierkante kat’ uit 1951. Uw afbeelding lijkt geen variant daarop, waarin met dezelfde beeldelementen iets nieuws wordt geprobeerd, maar een aftreksel daarvan, zonder dat er iets nieuws wordt toegevoegd. Sterker nog, er gaan dingen verloren. In vergelijking heeft uw afbeelding iets karikaturaals. De penseelstreek is veel grover, allerlei details en subtiliteiten zijn weggelaten zonder dat er iets anders voor in de plaats komt.

Dat een vervalser een bestaand werk als voorbeeld neemt, is niet ongewoon. Gelukkig maar, zou je kunnen zeggen, want dan kun je hem soms nog ontmaskeren. Op hetzelfde blog heb ik ooit een stukje geschreven over een valse Lucebert die op dezelfde manier was gemaakt: gebaseerd op een bestaand werk, in de hoop dat mensen dat niet zouden kennen. Ik had geluk dat ik ergens het origineel ontdekte. Het wordt veel moeilijker als een vervalser niet kopieert, maar een nieuw werk met ‘authentieke’ elementen wil maken en daarin ook nog tot op zekere hoogte in slaagt. Maar dat is hier zeker niet het geval. Maar komt vooral omdat we de beide afbeeldingen naast elkaar kunnen leggen. Zonder die vergelijking zou ik me goed kunnen voorstellen dat het voor een ‘echte’ Appel verkocht werd, te goeder of te kwader trouw.

Mijn conclusie: dit is een imitatie-Appel, en niet eens een hele slechte. Maar een Appel is het niet. Ik zou mij de vingers er niet aan branden.’


*   *   *

 En omdat alles tegenwoordig in quizvorm schijnt te moeten, aan u, beste bloglezer, de schone taak om te bepalen welk van de twee afgebeelde schilderijen onze Belgische verzamelaar kreeg aangeboden.

zaterdag 10 juni 2017

HET KAF & HET KOREN 1

Veilinghuis Dickhaut in Maastricht biedt in de veiling van 12 juni dit bijzondere zelfportret aan van de destijds 21-jarige Ger Lataster.




 Kavel 960 - Ger Lataster (1920-2012), olieverf op doek, Zelfportret, gemon. l.o., gedat. '41, afm. 86 x 70 cm, Herkomst: familie Frans Timmers, min. besch. Verfoppervlak
Aangeboden bij Venduehuis Dickhaut, Maastricht, 12 juni

donderdag 16 maart 2017

BART VAN DER LECK BIJ WALRECHT, DEN HAAG - 1913


Dit jaar wordt, het kan niemand zijn ontgaan, oprichting van De Stijl herdacht. Door het hele land wordt in een groot aantal tentoonstellingen en evenementen teruggeblikt op de revolutionaire beweging van weleer. Want revolutionair zijn ze allang niet meer. Mondriaan, Van Doesburg, Van der Leck en hun geestverwanten zijn, net als al die andere avant-gardes, veilig bijgezet in het pantheon van de kunstgeschiedenis. En dus hoeven ons niet meer het hoofd te breken hoe goed of slecht, hoe belangrijk of onbelangrijk, ze nu eigenlijk zijn. Dat hebben anderen al vóór ons gedaan.

Hoe anders moet dat zijn geweest toen het kunstminnend publiek voor het eerst werd geconfronteerd met dat werk dat zo radicaal anders was dan wat ze waren gewend. Bij een bevriend antiquariaat kwam ik in een jaargang van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift uit 1913 een bespreking tegen van de eerste solotentoonstelling van Bart van der Leck, bij de zojuist geopende kunsthandel Walrecht in Den Haag. Cornelis Veth schreef er een interessante recensie over. En omdat, naar we mogen aannemen, de rechten na meer dan een eeuw wel zullen zijn vervallen, geef ik hier graag de volledige tekst weer.



WERKEN VAN VAN DER LECK , BIJ WALRECHT, DEN HAAG

Op het eerste gezicht was het zaaltje van dezen nieuwen kunsthandel, toen ik er binnen kwam, van een afstootelijke eentonigheid. Overal aan de wand hingen ingelijste, geschilderde dingen, die nochtans geen schilderijen waren. Vrijwel alle menschen-figuren, die daarop te zien waren – en het bleken er vele – waren “en profil” getekend en geschilderd ongeveer zoals men een muur verft, ingevuld dus met kleur, uit een kinder-verfdoosje. Meest tegen witte achtergronden. De gezichten van al die figuren waren daarenboven merkwaardig eenerlei, zoo al niet eender. Dezelfde neuzen en kinnen, en voorak in de neuzen en kinnen, en vooral in de oogen eeen sterke familie-gelijkenis. Het zal er alles erg primitief uit, en vooral gewild-simpel, zodat ik niet alleen de neiging zal hebben gehad, maar heen te gaan. Want er is niets zoo hinderlijk en onzuiver als coquetteeren met armoede en armoede van expressie-vermogen. Misbruik van handigheid is dom en gewetenloos; koestering en bewust behaagziek doen met onbeholpenheid is voluit oneerlijk, het is om zoo te zeggen oneerlijke concurrentie. De bekoring van een kinderteekening waaraan elke werkmanschap ontbreekt, is de argeloosheid; stel u voor, dat een kind tegen beter weten in, moedwillig twee oogen in een profiel gaat zetten, omdat het daarmee succes heeft, en – moedwillig nalaat naar beter te streven! Wie niet het beste geeft, wat hij kan, pleegt vervalsching.
Intusschen was er iets, dat mij in dit zaaltje vasthield; iets dat mij zeide, dat noch onhandigheid. Noch quasi-naïeveteit hier aan het woord waren, maar een zeer curieus gerichte, misschien niet bepaald wakkere, maar wel strak gespannen geest, die voor zichzelf toch wel verantwoord was zóó te doen. Een paar zwakke, maar wel expressieve en vooral tonige schilderijen naar meer realistischen aard waren daar om te bewijzen, dat deze vreemde zoeker voordien aan de waarde der eigenschappen, die hij nu verwaarloosde, toch had geloofd. Hoe simpel bovendien de vlakke kleuren op de figuren ook waren, ze hadden niet iets lukraaks, ze waren expressief. Nu en dan verried eenige tonigheid, of een meer geslaagd contrast den waarachtigen schilder.

In dat zeer simpele schikken der als uitgeknipte, allen in eenzelden sjok voort zich rijende figuren, was ongetwijfeld zekere rythme, er was bovendien wel een idee in uitgedrukt, zij het ook op te povere wijze en nog niet intensief genoeg. Een rij soldaten met witte broeken, was in zijn machinale bewegingen en uniformiteit (al was deze laatste te ver doorgevoerd, te innerlijk arm) niet zonder tragi-comiek, en zoo doet mijook een troep huzaren aan, in wier facies overigens waarlijk nu en dan een poging tot karakteristiek zich deed opmerken. Wat de voordracht, de uiterlijkheid aangaat, deed dit werk sterk denken aan illustratieve dingen van Müncheners als Diez bijv., men zou het zich  in kinder-prentenboeken of platen voor de kinderkamer denken, indien niet … een vrij sinistere levensbeschouwing achter deze rudimentariteit werd vermoed.  De indruk die deze met krampachtigheid simpel gehouden voorstellingen maken, is een pijnlijke. Er is in de expressie van alle figuren een soort van domme angst, een starre botheid. Er is iets in die figuren van automaten, die zich te pletter loopen. De schilder heeft, met een manier die ik niet voor een truc, maar voor een gedachtelooze wijze van zich herhalen wil beschouwen – wakker, rijk aan intuïtie, intellectueel is dit werk allerminst! – bijna alle oogen zwaar-zwart omlijnd, zoodat ze aan groote vogelogen doen denken, wat een vreemde vaagheid en afwezigheid aan de uitdrukking der koppen geeft. De zonderlinge harkerige wezens, met hun als langs een lineaal getrokken lijven, hebben hierdoor nog sterker dat bête, dat hulpeloze, dat niettemin tevens iets van de verfijning in zich heeft van de geslagenen.

Nu is het opmerkelijk, dat een in het midden van het zaaltje gehangen voorstelling, “De Blinden”, de expressieve deugden van de beste der andere op het mooist vertoont, terwijl het evenwel heel niet zoo gewild-simpel van voordracht is, en wij er niets van die opzettelijke uniformiteit in aantreffen. Zie hier een aanwijzing, die de schilder Van der Leck moge verstaan, die hem moge terughouden van al wat naar affectie zweemt, zelfs van die meest betamelijke sport van affectatie, welke voortkomt uit al te bewust streven! In dit zeer dramatische schilderij – als ik het zoo mag blijven betitelen – is een echter eenvoud dan in veel van de anderen, een eenvoud, die niet uit een ander soort behaagzucht, maar uit ernst voortkwam. Twee blinde mannen, ontstellend lugubwer in hun verwezenheid en hunuitdrukkingsloos hegffen van de hoifden met dien onnoozelen lach, zo vreemd omdat geen oogen er in deelem, worden geleid door een meiseje, dat  - bijna even tragische figuur – met zeer slechte wijdopenoogen, die den stareden, begriploozen blik van een imbeciel hebben, voor allen zien moet. Een van die blinde mannen is zwaar en beenderig, de ander – door een van die vreemde uitersten, die de natuur zich soms veroorlooft – buitendien nog gebocheld en “kijkt op” precies zoals onder zienden een kleinere naar een grotere doet Mij dunkt, Van der Leck heeft dit dit toneel gezien, en getracht het te geven zooals hij het navoelde, daarmede tevens bewijzend, dat er een instinct voor het waarlijk belangrijke in de werkelijkheid is, fdat door geen al te opzettelijk methodiseren kan worden verdrongen.



*   *   *

Het schilderij 'De Blinden' bevindt zich nu in de collectie van Museum Kröller Müller in Otterlo.

Wie geïnteresseerd is in deze bijzondere publicatie kan contact opnemen via info@prentwerk.nl.






zondag 19 februari 2017

EINDELIJK: BRAM VAN VELDE IN BEELD


De eerste keer dat ik levende beelden van Bram van Velde zag, was op de tentoonstelling in het Stedelijk Museum Schiedam in 1995. Er stond een klein beeldscherm waarop een filmpje te zien was waarin hij werd geïnterviewd. Korte antwoorden en lange stiltes, meen ik mij te herinneren. Het was, weet ik nu, een klein stukje uit een langere film die Jean Michel Meurice in 1980, een jaar voor zijn dood, over hem maakte. Toen het een poos later een keer ter sprake kwam in een gesprek met een fervent Van Velde liefhebber, merkte hij, met het tevreden lachje dat verzamelaars nu eenmaal eigen is als ze het hebben over hun collectie, op dat hij deze film in zijn bezit had. Losgepeuterd bij een Frans televisiestation, geloof ik. Een kopietje zat er niet in, daarvoor kende ik deze verzamelaar goed genoeg. En dat snapte ik ook wel. Je gaat niet iets heel bijzonders dat je met veel moeite hebt verworven zomaar even ronddelen. Begrijp ik, begrijp ik. Maar ik hoop dat u mij het licht sardonische genoegen vergeeft dat even bij mij opkwam toen ik deze week ontdekte dat de Parijse Galerie Hus het complete filmpje online heeft gezet.


                         https://youtu.be/MZJTAUNoZ3E
Klik op de afbeelding voor de video

En daar bleef het niet bij. Naar blijkt heeft Meurice zestien jaar eerder, in 1964, ook al een veel uitgebreider portret van Bram van Velde gemaakt. En ook dat is nu op YouTube te vinden, en het is prachtig. Veel dank, heren Hus!

https://youtu.be/Sgy1vISzEVI

Klik op de afbeelding voor de video

De geluidskwaliteit is niet altijd optimaal en er zijn momenten dat je wenste dat je Frans wat beter was, maar ik heb gefascineerd zitten kijken. En ik hoop u ook.

*   *   *


En dit is een originele foto van Bram van Velde gemaakt door Henny Riemens toen ze hem bezocht in Grimaud in 1978. Met veel moeite verworven. En nee, u krijgt geen kopietje.


woensdag 15 februari 2017

ED VAN DER ELSKEN, KAREL APPEL EN DE MUUR VAN ROTTERDAM (1955)


Vijftiger jaren. De tijd van de wederopbouw. Nederland zette de schouders eronder. Tien jaar na het eind van de Tweede Wereldoorlog werd het tijd om te laten zien wat de energie van al die Nederlanders tot stand had gebracht en in 1955 opende koningin Juliana in Rotterdam de Nationale Energie Manifestatie 1955, kortweg E55. Op een affiche werd het omschreven als een ‘tijdbeeld van een volk in actie... strijd en resultaat van Nederlands Energie... perspectief van een nieuw tijdperk’. Op de diverse locaties waren allerlei voorbeelden van Nederlandse bedrijvigheid te zien, zoals een jaknikker, een koeltoren, een mijnspoor, bruggen, vliegtuigen en treinen, een telefooncentrale en een gigantische maquette van het stroomgebied van de Rijn. Ruimtevaart kreeg gestalte in de vorm van een zestig meter hoge kraan met open gondels, maanmensen in ruimtepakken en een simulatie van gewichtloosheid. Er was landbouw en veeteelt, vertegenwoordigingen uit het bedrijfsleven die allerlei innovaties toonden, en paviljoens van de elf provinciën. E55 was de grootste tentoonstelling die tot dan toe in Nederland was gehouden. De manifestatie werd door drie miljoen mensen bezocht. Herman Haan maakte een amateurfilmpje, nu in het gemeentearchief van Rotterdam:

https://youtu.be/4SZppy-tQBE
Klik op de afbeelding voor de video

Er was ook kunst. De organisatie had een aantal kunstenaars, onder wie Constant, Wessel Couzijn, Daan Wildschut, Eppo Doeve, Wim Crouwel. De meest prominente plek, bij de entree van het Energiegebouw, was ingeruimd voor Karel Appel, die op uitnodiging van architecten J.H. van den Broek en Jaap Bakema een muurschildering maakte van honderd meter. Hij riep de hulp in van zijn Cobra-kompaan Theo Wolvecamp, die hij (volgens Catherine van Houts in zijn biografie) opbelde met de boodschap ‘Kom je me helpen? Dan verdien je wat.’ Later meldde zich ook een vijftienjarige jongen uit Enschede, een kennis van Wolvecamp. Zijn naam was Jan Cremer. Er bestaat nog een kort filmpje van, zonder geluid: 



https://youtu.be/wGASPeFC3f4
Klik op de afbeelding voor de video

De monumentale schildering werd (‘naar goed Rotterdams gebruik’, volgens het filmpje) na afloop afgebroken, maar werd wel vastgelegd, niet alleen op dit (heel) korte filmpje, maar ook door de jonge fotograaf Ed van der Elsken. Een van de originele afdrukken dook onlangs op bij een antiquariaat in Parijs, en verhuisde vervolgensnaar in Groningen. En daar is hij te koop.




maandag 30 januari 2017

NIEUWE AANWINSTEN OP PINTEREST


Het valt niet mee, modern leven! Steeds maar weer nieuwe manieren proberen te verzinnen om al die bijzondere kunstboeken die nu weer zijn binnengesleept onder de aandacht te brengen van al die mensen van wie je weet dat ze wel geïnteresseerd zijn, maar die er om de een of andere reden zelden toe komen om de onafzienbare brei van titels op Bol, Amazon, Boekwinkeltjes en wat dies meer zij even te laten voor wat het is en gericht te gaan kijken op de uitgebreide Prentwerk website, waar je ook nog een keer betere beschrijvingen en veel meer plaatjes krijgt.

Voor al die liefhebbers nu een geheel eigentijdse manier om nooit meer iets te missen. Alle nieuwe Prentwerk aanwinsten komen meteen op Pinterest:

https://nl.pinterest.com/prentwerk/whats-new/


Een klik op 'Volgen' is genoeg!